25 apr Reisverslag 12 | 50 dagen op zee
Reisverslag 12 | 50 dagen op zee
3 maart 2019 – 24 april 2019
Reisverslag 12 | 50 dagen op zee
Als de laatste deuren van de zes sluizen van het Panamakanaal open gaan varen Niels en ik door de metropolis Panamacity de Pacific op. Het zoete water uit de sluis zorgt voor een flinke bovenstroom waardoor we werkelijk de sluis uit schieten, met gestrekt been een nieuw avontuur in.
Zwermen hongerige pelikanen maken gretig gebruik van de enorme scholen vis die de Humboldt-stroom met zich meebrengt en laten zich met bosjes als kamikazepiloten het water in storten. Stranden hebben hier plaats moeten maken voor kilometers lange kades die bezaaid zijn met miljoenen zeecontainers. Palmbomen zijn verdreven door talloze hoge kranen die rijen containerschepen van een nieuwe lading voorzien. Schepen lopen hier dag en nacht aan en vervoeren elk gemiddeld 7000 containers naar een nieuwe bestemming. We zigzaggen tussen deze mastodonten en een kerkhof van half gezonken boten door een grijs en zanderig water, op weg naar onze bestemming 40 mijl verderop, San Carlos. Hier zullen we een gunstig weervenster afwachten en het schip voorbereiden op de grote oversteek naar Frans Polynesië. Ook komt Bibi hierheen gevlogen. Zij zal ons vergezellen op de Pacific tot aan Nieuw Zeeland. Een vrouw aan boord, dat zal wel even wennen zijn. Gelukkig blijkt Bibi met haar enthousiaste, assertieve en sociale karakter prima bij het team aan te sluiten.
De haven waar we liggen ligt vol vertrekkers en iedereen is in de weer zijn schip in optimale staat te krijgen. Ook zij zijn, net als wij, afgekomen op de goede faciliteiten waarmee de Vista Mar Marina op het internet loopt te pronken. Helaas zijn wij na 1 maand verblijf een dag te vroeg vertrokken, want het merendeel van deze faciliteiten zou mañana (morgen) pas echt af zijn. We stellen het grote onderhoud aan het onderwaterschip op de kant dus noodgedwongen uit en we zijn een volle dag bezig om het complete rif, dat zich inmiddels aan onze kiel heeft gevestigd, te verwijderen. De duizenden beestjes die dit rif als habitat hadden, denken hun nieuwe onderkomen in mijn borsthaar te vinden. Dat is een aantal duur komen te staan.
Terwijl de boten om ons heen hun dek hebben afgeladen met jerrycans diesel voor hun energievoorziening, hebben wij besloten te investeren in 4 nieuwe zonnepanelen. Het is even passen en meten, maar na twee dagen klussen hebben we 920 Watt aan zonne-energie extra.Nooit eerder deden we zoveel boodschappen en het inladen van alle boodschappentassen in de boot is als een openbaar vervoersbusje nemen in Afrika. Je denkt dat het nooit gaat passen, maar na een paar keer reorganiseren en een aantal concessies te doen lukt het dan toch. Het verschil is dat ons schip niet door zijn wielassen dreigt te vallen.
Op 3 maart lijkt zich dan eindelijk een goed weervenster voor te doen voor onze aanstaande trip van ruim 4000 zeemijl en gaan de trossen los. Dat komende week staat er een aantal dagen achter elkaar goede wind uit noordoostelijke richting tot aan de Galapagos-eilanden. Vanaf daar laten de weerkaarten unaniem een constante zuidoost passaat met windkracht 5 tot aan de Markiezen zien. We zijn nog maar amper de haven uit of we hebben de gennaker al staan en stuiven over het vlakke water, vanwege de aflandige wind, richting de Galapagos-eilanden. We maken mooie dag afstanden van rond de 140 mijl (250 km) en verbeteren zelfs ons oude dag record van 169 mijl naar 176 mijl. Binnen 24 uur vangen we een mooie Mahi Mahi (Dorado) van rond de 10 kg dus de hengels krijgen de komende dagen een rustperiode. Onze nieuwe zonnepanelen werken fantastisch dus er is genoeg energie om de lekkerste gerechten op tafel te zetten. Bibi heeft zich meerdere keren erg geliefd gemaakt met banana-pancakes als ontbijt en Niels heeft zich bewezen als echte chef-snert. En wist je dat je van Mahi Mahi hele lekkere kibbeling kunt maken? Goed, we hebben dus erg lekker gegeten deze reis.
Na 6 dagen hebben we Galapagos in zicht en we beginnen stiekem al te fantaseren over wat voor formidabele tijd we gaan neerzetten tot aan de Markiezen. Het is immers nog maar een klein stukje tot aan de “stabiele” zuidoost-passaat. Onze kaartplotter is op dat moment ook erg optimistisch en vertelt ons dat het nog 18 dagen duurt. We besluiten tussen de Galapagoseilanden door te zeilen en worden al snel vermaakt door een aantal nieuwsgierige zeeleeuwen. Terwijl we aan bakboord een groep vogels zien duiken naar een school vis die van onder door zeeleeuwen wordt opgejaagd begint de slip van één van de hengels te ratelen. Niet veel later daarna begint ook de tweede hengel krom te staan. Enthousiast hoop ik dat we door een school tonijn zijn gevaren, maar al snel wordt ons schip gevolgd door een aantal haaien. Het zal toch niet zo zijn dat…… Helaas wordt ons vermoeden bevestigd als na een uur vechten de vis aan de lijn dichterbij komt. De karakteristieke rugvin doet ons huiveren, we hebben een haai aan de lijn. En niet eentje van het formaat waarbij je eventjes een nepvis uit zijn bek verwijderd. Een grijze rifhaai (vermoeden we) van zeker 2,5 meter met een bek waar mijn hoofd gemakkelijk in zou passen heeft zich in ons aas vergist. Als de haai vlak bij de boot is schudt hij een paar keer hevig met zijn kop en weet hij ons kunstaas los te schudden. Gelukkig maar!
Op 11 maart besluiten de windgoden dat ze ons teveel hebben verwend de afgelopen dagen en wordt het windstil. De zee deining gaat echter ongestoord door en zorgt ervoor dat we dag en nacht flink heen en weer schommelen. Alsof die windstilte alleen al niet erg genoeg is! Menig schipper schijnt hier gek te zijn geworden en een plekje op de bodem van de oceaan te hebben geprefereerd boven zijn wiebelende schip waarop alles klappert. Het spiegelvlakke water nodigt uit tot een duik, echter staat onze ervaring van een paar dagen geleden nog vers in het geheugen. Dan opeens doorbreekt er iets het water en horen we duidelijk het krachtig uitblazen van lucht. Walvissen! Op honderd meter van de boot trekken een aantal van deze enorme zoogdieren voorbij. Helaas vrij ver weg, maar wel onbeschrijfelijk mooi. Ook de dagen daarna blijken wij niet de enige levende wezens te zijn in deze immense watervlakte. We zien grienden vlak naast de boot opduiken, springen in het water als er een mantarog achter de boot zwemt en een zeeschildpad komt ook nieuwsgierig met zijn kopje boven water. Het waait nog steeds niet en we worden door een noordoost-stroom verder van ons eindpunt afgedreven. En dat terwijl er op deze plek van het zuidelijk halfrond overwegend een westelijke stroom hoort te staan. Massa’s grijze wolken omringen ons en zorgen ’s nachts voor buien. Helaas nooit echt hard genoeg om eens lekker het zout van je lichaam te spoelen.
Een ander probleem doet zich voor. Bij het vervangen van de membraan van onze watermaker, blijkt deze hierna nier meer goed te functioneren. Dat betekent dat we dus geen zoet water meer van het zeewater kunnen maken en we het moeten doen met onze voorraad water in de tanks. Omdat we niet weten hoe lang we nog in deze windstilte liggen wordt er een streng douche-regime opgesteld. Op zondag mag er worden gedoucht, verder niet.
Na twaalf dagen gedobberd te hebben, komt er weer een lichte bries te staan. Deze sterkt zich in de volgende drie dagen aan tot een goede 5 Bft en we hopen dan eindelijk de passaatwind te hebben gevonden. De snelheid van het schip loopt op en zo ook weer onze fantasieën over een mogelijke aankomstdatum. Bij deze hogere snelheid wordt er ook weer vis gevangen en we wisselen tonijn- sushi, sashimi, en steak af met verschillende bereidingen van mahi mahi.
Helaas zwakt de wind snel weer af en blijft de rest van de reis matig. Bovendien heeft het vele gedobber zijn tol geëist. Ons complete onderwaterschip is begroeid met eendenmosselen waardoor we 1,5-2 knopen snelheid inleveren. We varen veel met de gennaker om nog enige snelheid te behouden. Dat gaat aardig, maar twee keer komt het zeil van ruim 80 vierkante meter omlaag in het water vanwege een gebroken lijn. Twee keer mag ik op volle zee naar de top van de mast klimmen om de lijn waarmee het zeil omhoog wordt gehesen opnieuw door het katrol te begeleiden. Op 15 meter hoogte heen en weer gezwiept worden door een schommelend schip is niet iets wat ik voor mijn plezier doe en het kost zo nu en dan alle mogelijke moeite om bij de mast te blijven. We voeren nog drie keer een noodreparatie uit aan onze gennaker. Dit keer is het telkens het oog onder aan het zeil dat uitscheurt, waarschijnlijk vanwege de combinatie van weinig wind en veel deining.
Het kost ons nog eens 21 dagen voordat we land in zicht hebben. We besteden onze tijd met het lezen van boeken, kijken van films, xboxen en we sporten wat om de overgang naar land straks niet te groot te laten zijn.
Na 49 dagen hebben we dan eindelijk land in zicht. Hoge bergen rijzen op uit zee. Tegen de tijd dat we het land hebben bereikt is het donker en we besluiten voor de kust heen en weer te varen. De wind wordt gedurende de nacht steeds minder en het tij keert waardoor we aan lagerwal dreigen te geraken. De elektrische motor wordt gestart als we nog 5 mijl uit de kust verwijderd zijn maar vanwege de enorme aangroei halen we in de ecostand maar een snelheid van 1,7 knopen. Het is te ver weg om op vol vermogen te varen met onze halfvolle accubank. Langzaam zet de stroom ons richting de rotsachtige kust terwijl de wind volledig is gaan liggen. We zijn nog 2 mijl van de ankerplek verwijderd en gooien ons bijbootje overboord om een poging te doen ons schip het laatste stuk te slepen. Heel langzaam komen we dichterbij, maar als een passerende catamaran aanbiedt ons een sleepje te geven maken we gretig gebruik van het aanbod. Onder toeziend oog van vrienden die er al zijn, worden we de laatste mijlen naar binnen gesleept. We hebben ruim 4300 mijl afgelegd in de afgelopen 50 dagen waarbij we geen één keer het geronk van onze dieselmotor hebben gehoord en daar zijn we best een beetje trots op. We laten het anker vallen en geven elkaar een knuffel. We zijn er, proost!