Reisverslag 4 | Porto – Gran Canaria

4 | Porto – Gran Canaria 20 okt – 7 nov

Na een paar nachten schommelen met het schip de afgelopen dagen is het heerlijk om eindelijk weer eens rustig in een haven te liggen. Mijn bed lag heerlijk stil, wat maakte dat ik zeker 8 uur lang onafgebroken sliep. Als ik me nog een keer wil omdraaien word ik wakker van een brandlucht. Ik ga toch maar mijn bed uit om het schip te inspecteren en kom erachter dat er brand is ontstaan in onze bakskist! BRAND! BRAND! roep ik hard de achterkajuit in, waar Niels en Bas liggen te slapen. Door de heftige zeegang van afgelopen avond heeft een kabeltje kortsluiting gemaakt en staan de vlammen al redelijk hoog in de bakskist. Het vuur lijkt gelukkig beperkt tot een enkele aansluiting maar de rookontwikkeling van het smeulende plastic doet anders verdenken. Als ik 2 seconden met de brandblusser spuit is het vuur gedoofd en zo ook de paniek. Achteraf gezien blijkt het enige apparaat waar geen zekering op zat kortsluiting te hebben gemaakt. Opnieuw krijgen we de bevestiging; er hoeft maar iets aan boord niet helemaal te deugen, en de zee vindt het!

Bij een verdere inspectie van de boot blijkt dat we nog een groter probleem hebben. Het hart van ons elektrische systeem blijkt het niet meer te doen. De gloednieuwe 48 Volt combi lader/omvormer heeft het begeven. Dit betekent dat we geen stroom meer hebben uit de stopcontacten en dat onze inductie-kookplaat het niet meer doet. Gelukkig weet Niels het elektrische systeem zo om te leggen dat we kunnen koken en de stopcontacten kunnen gebruiken van de stroom van de 12 Volts accu’s. Dit betekent echter wel dat we een stuk zuiniger met onze stroom moeten zijn en dat we zoveel mogelijk met onze zonne-oven moeten koken. We hebben pas op de Canarische eilanden tijd om de combi omvormer te laten repareren, dus dat wordt improviseren!

Niels reeft het grootzeil

De haven van Porto is ongezellig en smerig. Overal drijven dode vissen en stukken plastic. (Zal dit met elkaar te maken hebben?) Na 2 nachten besluiten we verder te gaan naar een baaitje iets verderop waar we kunnen ankeren. Als we bijna bij dit baaitje zijn gearriveerd begint het plotseling goed te waaien en besluiten we toch maar verder te varen naar Nazaré. Dit dorpje staat bekend om misschien wel de grootste golven van de wereld. Het is maar goed dat wij dit dorpje ‘s nachts hebben aangelopen want als we de volgende ochtend de kust bekijken zien we golven van 8-10 meter hoog op de kust afkomen terwijl er pro-surfers met jetski’s op worden getrokken. Als we met daglicht hierlangs waren gevaren waren we misschien toch wel iets verder uit de kust gebleven.

Nazaré zelf is een rustig vissersdorpje dat leeft van de visserij. Het heeft een prachtige boulevard waar grote golven op het steile strand breken. Overal langs de weg staan uiterst vriendelijke en goedgehumeurde vrouwen achter hun kraampjes met visjes die op rekken hangen te drogen in de zon. Op onze longboards verkennen we het dorp en genieten we van het uitzicht en de warme zon in een stralend blauwe hemel. Hier hebben we zo ver voor gezeild!
Om hier plastic van de stranden te kunnen verzamelen zouden we voor 6 uur in de ochtend moeten opstaan omdat iedere dag het strand wordt aangeveegd door een tractor. Nergens zie je dan ook plastic zwerven.

De jongens op een plastic-afval vrij strand.

Onze vriendinnetjes komen op 9 november op Gran Canaria aan, dus we hebben helaas maar weinig tijd om in Nazaré te blijven. De wind is voor de verandering echter een keer goed en met ruime wind (wind van schuin achteren) kunnen we naar onze volgende stop zeilen, Porto Santo, een eiland naast Madeira. Met een dikke windkracht 4-5 varen we op vol zeil. Net als mijn avonddienst begint, begint de molen van de eerste hengel te ratelen, beet! Een grote Mahi Mahi spring achter de boot, proberend het aas uit zijn bek te schudden. Dan begint ook de molen van de tweede hengel te gieren en roep ik Bas en Niels uit hun bed. Het valt niet mee om de vissen aan boord te halen op een schip dat zich niets aantrekt van die vissen en immer gerade aus gaat. Helaas valt de vis van de eerste hengel eraf, maar de vis aan de tweede hengel ligt ondertussen op dek te spartelen. 1 meter pure spier ligt te spartelen en weet zich op het dek van de haak te wurmen. Ik probeer de vis in bedwang te houden en gooi hem richting onze kuip om vervolgens naar het voordek te verplaatsen om hem daar te kunnen schoonmaken. Resultaat is dat het hele schip onder het bloed zit en dat ik als een soort gladiator uit de strijd kom met mijn gele zeeman pak volledig bespikkeld met rode bloedspetters. Reden genoeg om nij een volgende beet een vis-protocol te schrijven.
De volgende 3 dagen kunnen we van de vis eten. In aluminiumfolie gewikkeld met wat knoflook, zout en peper maakt onze GoSun zonne-oven er een waar feestmaal van.

Voor het eerst land in zicht | Porto Santo

Na 3 dagen komen we wederom in het donker aan in Porto Santo. Vlak bij de haven wordt er geroepen of we hulp nodig hebben met aanleggen. Het is niet de eerste keer dat mede-zeilers denken dat we motorpech hebben als we 100 meter voor de haven de zeilen strijken en het laatste stukje geruisloos op de elektrische motor een haven aandoen. Het blijft rare gezichten rekken als we vertellen dat wij ons 12 ton zware schip hebben uitgerust met een elektromotor. 

Na 4 dagen op Porto Santo te zijn geweest is het tijd om verder te gaan. We schilderen ons logo tussen de 1000 andere logo’s op de zeekade als bewijs dat wij op dit kleine, niet-toeristische eiland zijn geweest.

Bij het ophalen van het anker blijkt deze enorm vast te zitten in de bodem en dus mag ik in de vroege ochtend het water in om te kijken waarom ons anker vastzit. We hebben nog geen duikbrillen aan boord en met een goedkoop 1 euro brilletje dat Bas had aangeschaft om baantjes te trekken duik ik 4 meter naar beneden. Ons anker is verstrengeld geraakt in een paar zware lijnen met daaraan een betonblok en een ander oud anker van waarschijnlijk een lotgenoot zonder duikbril ligt op die van ons. Met ons duikmes snijd ik de lijnen door en na enige oponthoud kunnen we dan eindelijk verder richting Gran Canaria. Ik neem nog snel een pilletje cinnarizine in tegen de zeeziekte. Het zijn echt wonderpilletjes en niet meer weg te denken uit mijn eerste dagen op zee na een stop. Sinds Finesterre, waar ik mezelf ongeveer binnenstebuiten heb gekotst in de wasbak, neem ik standvastig iedere keer voor vertrek een pilletje. Zeeziekte lijkt hiermee verbannen. Ik kan zelfs binnen zitten in een deinend schip zonder ergens last van te hebben. Gelukkig zitten er nog 250 van in het potje.

Opnieuw zijn de windgoden ons goedgezind en we varen in 2 nachten en 3 dagen naar Gran Canaria. Ik leer Bas onderweg hoe je een vis moet fileren en opnieuw eten we die dagen verse vis. Als we aankomen in Gran Canaria blijkt de hele haven vol te liggen met ARC (Atlantic Rally for Cruisers) boten. Als je 1200 euro over hebt en het toch wel spannend vindt om de Atlantische oceaan over te steken dan sluit je je bij deze gemeenschap aan zodat je met zijn allen alleen de oceaan kunt oversteken. Wij leggen ons schip voor anker ten noorden van de haven tussen zo’n 100 andere schepen die voor anker liggen. We made it to the Canaries!

Voor het eerst oog in oog met onze nieuwe Gennaker.