29 sep Reisverslag 9 | Bonaire – Venezuela
9 | Bonaire – Venezuela
10 mei – 1 september
Na twee volle dagen en nachten op zee wordt onze inspanning beloond met tientallen onbewoonde eilandjes met witte zandstranden in een prachtige turquoise zee. We ankeren bij het eiland Grand Roque, waar we moeten inklaren en de park fee moeten betalen. Los Roques staat namelijk sinds 1994 op de werelderfgoedlijst en je moet betalen om er rond te mogen varen. Grand Roque is het enige eiland van de ruim 350 eilandjes, waar men barretjes, winkels en appartementen voor toeristen heeft. Van hieruit worden dagelijks boottripjes naar omliggende eilandjes gemaakt, voornamelijk voor kitesurfers of vliegvissers. We waren erop voorbereid dat het inklaren zeker een dag ging duren, maar op het land aangekomen biedt zich direct een vrijwilliger aan om ons langs de verschillende overheidsbeambten te leiden. Nog geen 2 uur later was alles ingevuld en betaald. Met gebrekkig Spaans blijken we gelukkig een heel eind te komen. Het kost ons 180 dollar voor 4 personen om hier 10 dagen rond te varen. We geven het mannetje dat ons hielp 2 dollar en zijn dank aan ons lijkt groter dan onze dank aan hem. Hij is één van de vele vriendelijke Venezuelanen die hier rondloopt. Ze leven van de visserij en de paar toeristen die het nog aandurven om hierheen te komen. Ze laten het dus wel uit hun hoofd toeristen te bestelen, heb ik het idee.
We lopen over de onverharde wegen tussen de kleurige huisjes door. Op straat kwispelen en slenteren de vele straathondjes tussen de spelende kinderen door. We hoeven maar twijfelend ergens te blijven staan of er komt iemand vragen wat we zoeken. De vriendelijkheid van deze mensen is ongekend. Voor het eerst sinds deze reis voelen we ons echt ver verwijderd van de geciviliseerde wereld. Het duurt dan ook niet lang voor we Jos met zijn camera kwijt zijn. Los Roques blijkt een waar walhalla voor de filmmaker die graag portretten schiet. De volgende ochtend gaan we op pad. We worden wakker van de geur van een versgebakken brood uit onze broodbakmachine. Dat apparaat is zijn geld al dubbel en dwars waard geweest deze reis.
We zeilen naar Madrisky, een eilandje op zo’n 2 uur zeilen van Grand Roque. We laten het anker nog net niet op het eiland vallen en laten ons zo’n 30 meter naar achteren waaien. We liggen hier beschut achter de mangroven met slechts 2 andere zeilboten. Er staat 1 klein vissershutje op het hagelwitte strand, verder is er niets. Na deze loodzware tocht trakteren we onszelf op een biertje terwijl we genieten van het geweldige uitzicht. Ondertussen waait het nog steeds een goede 23 knopen en ik SUP naar de kant met mijn kite-spullen. Tien minuten later hangt mijn vlieger in de lucht en surf ik over het glasheldere water. Superlatieven schieten te kort als ik ook maar probeer de omstandigheden te beschrijven. Misschien moet ik het dan ook maar niet proberen.
Zeven dagen lang varen we tussen de verschillende eilanden. Het ene eiland nog mooier dan het andere, maar allemaal met hun eigen charme. Ons anker valt bij Francisky, Madrisky, Cayo de Agua, Saki Saki, Crasqui en Nordisky. Door de nog steeds sterke passaatwind kan ik mijn kite hier dagelijks gebruiken. Op de laatste dag verlies ik bijna mijn kite als we even op de boot zitten te eten en de vlieger door een windvlaag het water in waait. Met de harde wind is de kite binnen een paar minuten al enkele honderd meters van ons vandaan. Na een snelle inschatting besluit ik met het SUP board erachter aan te gaan. Ik zie dat ik langzaam dichterbij kom, dus blijkbaar ben ik op de SUP sneller dan dat de kite wegwaait. Uiteindelijk weet ik de vlieger te bereiken en laat hem leeglopen. De lijnen wikkel ik zo snel als ik kan rond de bar om niet nog meer af te drijven. Dan begint de loodzware tocht tegen golven en wind in terug. Ik ga op mijn knieen op de kite zitten en peddel, met de wind van opzij, zo hard ik kan richting het uiterste puntje van het eiland. Daar aangekomen begint de volgende uitdaging. Met de harde wind valt het niet mee het SUP board van bijna 3 meter lang te tillen omdat het nogal wat wind vangt. Waar de wind de hele week mijn grootste vriend was, is hij op dit moment mijn grootste vijand. De reddingsoperatie duurt in totaal meer dan een uur en ik ben volledig kapot als ik na nog de flinke wandeling over het strand eindelijk aankom bij ons schip. Gelukkig wel mijn kite gered, en hij is nog heel ook.
Het begint inmiddels donker te worden en helaas is het alweer tijd Los Roques te verlaten en we zetten zeil richting Curacao. In het donker vangen we nog een mooie Jack Crevalle die een uurtje later op ons bord ligt. In de nachtdienst van Joshua worden Niels en ik wakker gemaakt. De veronderstelde vuurtoren komt toch wel steeds dichterbij en als het lampje zelfs recht op ons af lijkt te komen beleven we een paar spannende momenten. Met de verrekijker zien we een schip van zo’n 40 meter lang met flinke snelheid op ons afkomen. Wij hebben onze navigatieverlichting nog steeds uit vanwege piraterij en de kans dat dat schip onze grijze romp ziet is dus heel erg klein. Op het laatste moment gooien we ons schip van ruime wind naar een aan-de-windse koers en stoomt het schip op zo’n 50 meter afstand voor ons langs.
Als het licht wordt hebben we Bonaire al in zicht als de hengel opnieuw krom staat. Dit keer hangt er een mooie tonijn aan. We nodigen Marlies en Wijnand, van de Ocean Goose, die avond uit voor een sushi-party aan boord om de reis naar dit onvergetelijke land af te sluiten. We zijn voor de komende tijd aangekomen op ons voorlopige eindstation. Van hieraf zal ik over een maand terug naar Nederland vliegen om te werken. Ons schip ligt naast dat van Gijs, Janneke en hun straathondje Kaya. Zij zijn van onze leeftijd en kochten een paar jaar geleden een 65 ft lang schip om hun werkende leven in Nederland vaarwel te zeggen en hier op Curaçao te gaan charteren. We zijn dagelijks bij elkaar aan boord om te klussen of gezellig samen te dineren. Het is bijna voor het eerst dat we bootmensen van onze eigen leeftijd tegen komen, het overgrote deel van de booteigenaren is met pensioen. We bouwen deze maand al snel een sociaal netwerkje op en we genieten van de Caribische sfeer. Iedere dag zetten we onze watermaker een tijdje aan om in ons drinkwater en water om te douchen te voorzien. Het apparaat dat van het zeewater rondom de boot drinkwater maakt, blijkt zijn geld dubbel en dwars waard te zijn. De zonnepanelen en windgenerator houden onze accu’s het grootste deel van de tijd boven de 50 % vol. We vangen zo nu en dan een lobster of vis en Niels verbouwt worteltjes, radijsjes, tomaten, komkommers en sla. Het zelfvoorzienend leven aan boord van ons schip bevalt nog steeds uitstekend.
Eind juni is het dan tijd om naar Nederland terug te vliegen. Vanaf 1 juli zal ik op de spoedeisende hulp in Emmen gaan werken voor 3 maanden. In de afgelopen 5 jaar ben ik nooit langer dan een week zonder Niels en ons schip geweest. Niels zal de komende tijd het schip bewaken en voorbereiden voor de volgende tocht en krijgt visite van zijn vriendin en zijn vader Peter met Ingrid. In negen uur vlieg ik terug naar Nederland, ongeveer dezelfde tocht waar we met ons schip 9 maanden over deden. Na een dik half jaar in de Carieb te hebben geleefd blijk ik meer last te hebben van de jetleg dan ik had verwacht. ’s Nachts kom ik slecht in slaap en ik lig afwisselend rillend en dan weer zwetend in bed. Voor ik het weet is het 1 juli en ik sta met koorts op de werkvloer. Ik kan me niet mijn eerste werkdag in een nieuw ziekenhuis ziekmelden, wat zullen ze wel niet van me denken?
De eerste patiënt die ik zie is een man uit Burundi. Hij is met een bootje de Middellandse Zee overgestoken vanuit Afrika. Als ik eraan denk onder wat voor erbarmelijke omstandigheden hij waarschijnlijk de overtocht heeft gemaakt, hebben wij het maar goed aan boord. In Afrika dialyseerde hij 2 keer per week, nu is hij op de vlucht uit zijn land en heeft hij al 3 weken niet meer gedialyseerd. De onbalans van zouten in zijn lichaam maakt dat hij levensbedreigende hartritmestoornissen heeft en daarnaast heeft hij een ondertemperatuur van 32 graden Celsius. Het zweet breekt me aan alle kanten uit. Waarom tref precies ik, na 9 maanden niet met mijn vak bezig te zijn geweest, deze moeilijke casus. Net als ik me wil omdraaien om een spoedarts erbij te halen gaat de deur open en staat daar een spoedarts. De patiënt wordt gestabiliseerd en leeft gelukkig nog. De volgende casussen zijn iets makkelijker en binnen een week zit de routine er weer in. Ik heb plezier in mijn vak en val bovendien met mijn neus in de boter wat het weer betreft in Nederland. De ene hittegolf volgt de andere weer op. Zodra het herfstseizoen hier zal intreden vlieg ik op 8 oktober naar Bonaire waarna wij onze tocht zullen vervolgen richting het Panamakanaal. Tijdens het schrijven begint het alweer kouder te worden in Nederland en kan ik alweer enorm uitkijken naar het bootleventje dat er vanaf oktober op me staat te wachten.